Het klonk mooi: zelfstandigen en anderen die via een fiscale lijfrenteconstructie pensioen opbouwen voor later, hoeven die pensioenpot niet op te eten als ze gedurende hun loopbaan in de bijstand belanden. De uitwerking van het voorstel zorgt ervoor dat in veel gevallen toch het opgebouwde vermogen moet worden aangesproken.

Met de komst van een aantal nieuwe fiscale lijfrenteproducten voor zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) in 2015, heeft het kabinet Rutte goede sier willen maken. Zzp’ers die zelf pensioen opbouwen werd beloofd dat ze hun pensioenpot niet hoeven aan te spreken als ze in de bijstand belanden. Zie hier meer over de nieuwe pensioenproducten voor zzp’ers.

In de uitwerking van de nieuwe wet, die op 3 november werd aangenomen en op 1 januari 2016 van kracht wordt, gaat het overigens niet specifiek over pensioen voor zzp’ers. De bijstandsclausule is van toepassing op alle zogenoemde lijfrentebeleggingsrechten, dus ook bankspaarregelingen en oudere lijfrentepolissen.

In algemene zin gaat het hierbij om fiscale constructies waarbij je vermogen kunt opbouwen dat niet belast is met de vermogensbelasting in box 3. Tegelijk moet dat vermogen in een lijfrente-uitkeringsproduct worden gestopt op de pensioendatum, anders wordt er alsnog in één keer inkomstenbelasting over geheven.

Pensioenbescherming in de bijstand

In de uitwerking van de bijstandsbescherming zijn wel een aantal beperking opgenomen. Zo is het opgebouwde vermogen tot maximaal 250 duizend euro beschermd. Daarboven moet je de pensioenpot wel degelijk aanspreken als je in de bijstand belandt.

Een tweede belangrijke bepaling is dat het recht op vermogensbescherming alleen geldt als iemand in de vijf jaar voorafgaand aan het beroep op de bijstand elk jaar geld heeft ingelegd. De inleg mag echter niet meer dan zesduizend euro per jaar bedragen. Dus over vijf jaar niet meer dan 30 duizend euro.

Deze restricties maken de bijstandsbescherming in veel gevallen een "wassen neus", zo constateert directeur Jeroen Wolfsen van de financiële vergelijkings- en adviessite MoneWise in een blog. Wolfsen noemt drie redenen waarom de wet van Klijnsma mooier lijkt dan hij is.

1)Bij laag inkomen weinig jaarruimte

"Men is vrij om een klein bedrag te storten gedurende de toetsingsperiode van 5 jaar om te voldoen aan de voorwaarde dat er daadwerkelijk 5 jaar lang inleg is geweest. Maar dit bedrag moet wel voor aftrek in aanmerking komen. Er moet dus jaarruimte zijn. Bij geen of een laag inkomen is er geen jaarruimte."

2) Risico opschorting premie-inleg als bijstand dreigt

"Je komt nooit van de ene op de andere dag in de bijstand. Ik acht de kans groot dat iemand die in geldnood komt al snel gaat bezuinigen op zijn pensioen. En dus niet inlegt op zijn lijfrente. Hiermee voldoet men dan niet aan de 5-jareneis en is er geen bescherming. Dus juist mensen die de bijstand in dreigen te gaan, verliezen al snel de bescherming."

3) Starters met zzp-pensioen en banksparen vallen buiten de boot

"Als je nu begint met lijfrente banksparen of een zzp-pensioen dan duurt het dus 5 jaar voordat de bescherming geldt. Sla je een jaar over, dan begint die termijn weer opnieuw. Aan de andere kant is het ook zo dat zodra de lijfrente gaat uitkeren, de bescherming voorbij is."

Update 20 november 2015: in een eerdere versie van dit artikel werd gemeld dat lijfrentes die voorafgaand aan de ingang van de toetsingsperiode premievrij zijn gemaakt, buiten de bijstandsbescherming zouden vallen. Maar deze lijfrentes zijn blijkens de Memorie van Toelichting op de wet toch beschermd tot een niveau van 250 duizend euro.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl